Sinds 21 oktober 2017 is een nieuwe Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen van kracht. Het opstijgen en landen buiten luchthavens valt nu onder de nieuwe RVGLT. Er is een nieuwe paragraaf na artikel 34 toegevoegd voor luchtvaartuigen die een nood- of voorzorgslanding hebben gemaakt. Hierin zijn de volgende zaken opgenomen:

1. De gezagsvoerder moet onverwijld de Minister van Infrastructuur en Milieu melden dat er een nood- of voorzorgslanding is gemaakt (ILT 088 489 00 00)

2. Het is verboden om op te stijgen zonder toestemming van de Minister.

Het uitgangspunt is en blijft dat de verantwoordelijkheid voor een veilige vlucht bij de gezagvoerder berust. Per geval kunnen de omstandigheden voorts erg verschillend zijn. Om deze redenen is ervoor gekozen om geen gedetailleerde voorschriften op te nemen voor het geval dat er een nood- of voorzorgslanding is gemaakt. In de regeling wordt wel geregeld dat de Minister, en feitelijk de Inspectie Leefomgeving en Transport in staat wordt gesteld om enkele randvoorwaarden te controleren. Zoals gesteld wordt dit per geval ingevuld. In de praktijk zal bijvoorbeeld worden bezien of het luchtvaartuig technisch in orde is en of de vlieger in staat is deze startprocedure uit te voeren. Daarnaast zal worden bezien of het uitvliegterrein en de omgeving geschikt zijn om de start veilig te kunnen uitvoeren. Verder kan gedacht worden aan de volgende punten om rekening mee te houden bij het al dan niet verlenen van toestemming om weer op te stijgen:

− of het een binnenlandse vlucht betreft;

− of er een beperkte hoeveelheid brandstof aan boord is;

− of de weersomstandigheden de vlucht toelaten;

− of er passagiers aan boord zijn;

− of er veiligheidsmaatregelen nodig zijn om het terrein af te zetten om voorbijgangers en andere mensen op een veilige afstand te houden;

− of er toestemming nodig is van een grondeigenaar of de luchtverkeersdienstverlener.